stichting-rolf.nl

LES 3: Het waterschap

Tekst: 'De herberg'

Carnisse lag niet op de dijk maar meer land inwaarts en dus volgde Jesse de weg die van de dijkweg naar links afboog de polder in. Nog voor het echt donker werd waren ze in Carnisse en stonden ze stil op het plein voor de kerk. In de herberg schuin tegenover de kerk was het druk. Zelfs buiten kon je de opgewonden stemmen horen van de bezoekers.
“We moeten echt wat aan de dijken doen. Ze moeten versterkt worden! Zo gaat het niet” zei een verbolgen boer.
“Wie gaat er wat aan doen?” vroeg weer een ander.
“Wij zelf, wat dacht je” zei de eerste spreker. “Denk je dat je hulp krijgt van de heren van Riede of van de Merwede?”
“Misschien krijgen we hulp van de graaf?” zei weer een ander.

Jesse en de anderen hadden de kar een plaatsje gegeven op de hoek van het plein. Harm had de paarden verzorgd en kwam samen met Rolf als laatsten aanlopen naar de ingang van de herberg. Ze waren moe, hadden een behoorlijke honger en dorst. Jonas die voorop liep baande zich een weg door de grote hoeveelheid gasten naar de hoge tafel achterin. Bij het zien van zijn oom Boudijn hield hij even pas op de plaats. De broer van zijn vader was opmerkelijk ouder geworden. Alleen zijn heldere blauwe pretoogjes waren nog dezelfde. Tante Andrea, inmiddels met grijshaar onder haar kapje, stond achter in de keuken brood klaar te maken. Boudijn keek de vreemde gast indringend aan en zijn wat gerimpelde gezicht verraadde het moment van herkenning.
“Alle heiligen in de hemel, ben jij.... ja, jij Jonas de zoon van mijn oudere broer” zei hij.
Hij kwam achter de bar vandaan en omhelsde zijn neef.
“Jonas, wat een verrassing!” Jonas begroette ook zijn tante Andrea.
“Kom maar naar achteren, daar is het wat rustiger” zei Boudijn.
“De boeren hebben hier een spontane bijeenkomst over de toestand van de dijken!”

Andrea leidde de nieuwkomers naar een ruimte achterin, naast de keuken vanwaar ze via een luik zicht hadden op de dijkweg verderop in de polder. Boudijn ging terug om zijn zaken te regelen met wat hulpkrachten en keerde snel terug om het verhaal aan te horen van zijn neef. Jonas vertelde het hele verhaal vanaf de komst van de dieven naar de vissershaven, de brand, en het vervoer naar de motteburcht in Portegael. Hij eindigde zijn verhaal met de ontsnapping van het geboefte.

“Nee, ik heb niets gehoord van de Carnissers dat die drie mannen en het paard en wagen hier zijn geweest. Ik zou het nog even kunnen vragen aan een paar vrienden van me die op de dijk wonen of zij iets hebben gezien” zei Boudijn.
“Vrouw, geef jij die kerels wat te eten en te drinken. Ze zijn duidelijk toe aan wat eten en rust. Intussen zal ik navraag doen.”
Hij verliet de kamer en ging terug naar de gastenkamer waar de gesprekken nog in volle gang waren.
“Wat is er aan de hand?” vroeg Rolf aan Andrea.
“Het lijkt wel of de boeren in opstand komen!”
Andrea die een dienstmeisje opdracht had gegeven om wat eten en drinken te brengen, ging naast Rolf zitten op de lange bank naast de tafel waar ze allemaal omheen zaten.
“De boeren zijn ongerust. Ze zijn bang voor de najaarsstormen die ongetwijfeld zullen komen.” zei ze.
“Vele boeren hebben in verband met de dalende bodem en de slechte ontwatering op de Wael hun akkers moeten opgeven en zijn overgegaan op het houden van schapen en runderen. Ze hebben zelfs hun boerderijen verlaten en hebben een nieuw onderkomen gebouwd aan en op de dijk langs de Wael. Nog niet zo lang geleden hebben we hier ook dijkdoorbraken gehad met alle ellende die dat weer met zich meebracht aan doden en verloren akkers!"
Uit: Rolf en de avonturen in de Riederwaert


Terug naar het lesoverzicht

In samenwerking met: De Onderwijs Innovator • Bert van der Ven • Utilitas productions • Theo van Aarsen • Hans Brouwer